‘Tegen de stroom in’, preek Focus blok 6 thema 4

1_blog_15

Preek zondag 25 oktober 2020 over 1 Petrus 4 vanaf vers 12, gehouden door ds. D.M. van de Linde, in het kader van Focus blok 6 thema 4: ‘Tegen de stroom in’

Gemeente van Christus,

Er zijn mensen voor wie wat vroeger de normaalste zaak van de wereld was, vreemd is geworden. Wat voorheen voor de hand lag, heeft voor hen alle vanzelfsprekendheid verloren.

Hun werkelijkheid is op zijn kop gezet. Kunt u zich dat voorstellen? Hebt u dat zelf ook?

Het kan niet anders dan dat u op die vraag volmondig ‘ja’ antwoordt. Want u bent gemeente van Christus. U bent door Zijn opstanding gezet in een nieuwe werkelijkheid, losgewrikt uit de oude en u wordt telkens opnieuw opgeroepen om te zijn wie u bent, aangespoord om door de liefde van God aangestoken, anders in het leven te staan. Als het goed is, gebeurt dat vanochtend weer, in wat de apostel Petrus ons in Godsnaam te zeggen heeft. Petrus zelf is er namelijk ook zo één die in wat hij voor vanzelfsprekend hield, is gestoord. Als je goed luistert, hoor je dat ook in de passage die we lazen.

Om te beginnen is het namelijk uiterst vreemd dat navolgers van Christus in deze wereld op weerstand stuiten, hun hart en handen aan anderen openhalen. Op het eerste gezicht is het van de zotte, dat mensen die aangestoken zijn door de liefde van Christus rafels oplopen aan hun ziel of – dat gebeurt ook – wonden oplopen in hun lichaam. Toch moet de gemeente dat volgens Petrus niet vreemd vinden, want voor hen is immers het voor de hand liggende niet langer vanzelfsprekend. Neem bijvoorbeeld de combinatie van de liefde van God en het lijden van Zijn gemeente, daar hebben we moeite mee. Wij ervaren lijden als een blijk van Gods ongenoegen, als een bewijs van zijn afwezigheid. Bij lijden denk je: waarom laat God, die liefde is, dat toe? Wanneer je met moeite te maken krijgt, voel je je door God niet gekend en geliefd, maar in de steek gelaten. Maar nu zegt Petrus, en dat lijkt zeer tegenstrijdig: doordat voor jullie vanwege de opstanding van Christus een nieuwe wereld is opengegaan – wat vanzelfsprekend was, niet meer voor de hand liggend is – moeten jullie weten dat de liefde van God en het lijden elkaar niet uitsluiten. Integendeel. Het is juist de liefde van God die ons doet lijden.

Nu moet ik wel een hardnekkig misverstand wegnemen en het is van belang dat u dit goed in u opneemt. Bij het lijden waar Petrus over spreekt, gaat het niet over ziekte, over rampen en ongelukken, over gehandicapt zijn, over het verliezen van beminden aan de dood. De apostel heeft het met nadruk niet over wat je zou kunnen noemen het ‘schepselmatige lijden’, waardoor ieder mens getroffen kan worden. Hij heeft het niet over het lijden dat je met de hele schepping deelt. Evenmin doelt Petrus op het lijden dat je overkomt door je eigen schuld. Dat is er ook en hij zal daarover even later het nodige opmerken. Nee, het gaat – en dat moet u goed in zich opnemen – hier over het lijden dat je overkomt als navolger van Christus.

Dat dus onvermijdelijk is, wanneer je aangestoken bent door Zijn liefde. En nogmaals, bij dat lijden moet je niet denken: God is afwezigheid of Hij heeft zich van me afgekeerd. Integendeel, dit lijden is juist een teken van Zijn betrokkenheid op jou en op deze wereld. In dat lijden speel je geen actieve rol, laat staan dat je het opzoekt, het overkomt je onvermijdelijk, omdat je aangestoken bent door de liefde van Christus, getrokken bent in Zijn spoor.

Dat spoor van Christus is tegen de stroom in. We zeggen en denken: ‘Wie goed doet, goed ontmoet.’ Dat is zo’n in beton gegoten waarheid dat het een gezegde geworden is in onze taal. Zoiets zegt Petrus ook een hoofdstuk eerder. Wie zal u, als navolgers van het goede, kwaad doen? Dat is ondenkbaar. Want wie goed doet, goed ontmoet. Dat spreekt vanzelf.

Dat denkt iedereen. Petrus was daar zelf ook lange tijd van overtuigd. Daarom begreep hij er niets van dat Jezus aankondigde te zullen lijden en sterven. Dat stuitte bij Petrus op fel verzet. Hij ging daar zeer hevig tegenin. Alleen. Christus Zelf is er het voorbeeld van dat die in beton gegoten waarheid – ‘Wie goed doet, goed ontmoet’ – alle vanzelfsprekendheid heeft verloren. Hij kwam in deze wereld en deed niets dan goed. Het was en is Hem erom begonnen mensen te redden, de wereld te behouden. Zij die geen been hadden om op te staan, gaf hij grond onder de voeten. Mannen en vrouwen die geen oog en oor hadden voor God en mensen, deed Hij zien en horen. Ouderen en jongeren geplaagd door de onophoudelijke gedachte: had ik maar – maar gedane zaken nemen geen keer – bevrijdde Hij van een verlammend verleden. Jezus kwam om de wil van God te doen. Hij was in deze wereld volledig gericht op God en de naaste. Hij hield – dat lees je elke bladzij van het evangelie – met een liefde die Hem pijn deed, lijden kostte, aan God en mensen vast. Je zou verwachten dat zo iemand met gejuich wordt ontvangen, want wie goed doet, goed ontmoet, maar Hij stuitte op weerstand.

Hij werd niet geëerd, maar bespot, weggewerkt, uitgestoten, als een loser aan een martelpaal gehangen. Het gehoorzaam aan Zijn Vader de weg gaan van een liefde die sterker is dan de dood, kwam Jezus op lijden te staan. En dat was ook voor Petrus toentertijd zo abnormaal dat uitgerekend deze volgeling, toen Jezus over Zijn lijden en sterven begon, zijn Meester heftig bestrafte. U weet wat Jezus toen zei”: ‘Ga achter Mij satan, want je bedenkt de dingen van de mensen.’

Petrus moest leren dat Jezus’ weldoen Hem op lijden kwam te staan, want de mensen vonden en vinden Hem te confronterend. Zij kijken liever weg dan zich te ontfermen. Zij gaan uitsluitend voor zichzelf en hun kleine clubje. Zij zijn ervan overtuigd dat als je niet voor jezelf zorgt, niemand dat doet. Zij vinden dat je de regie van je leven in eigen handen moet houden. En vooral dicht bij jezelf moet blijven. Hun overtuiging is dat je met je ellebogen moet werken. Ze zijn aan de liefdeloosheid en de kilheid in de wereld gewend. Dat is de mainstream.

Jezus kijkt niet weg. Het gaat Hem niet om zichzelf of een klein clubje. Hij vertrouwde zich toe aan God. Het is Hem om het redden van mensen te doen, van mensen bij wie alles om hun ego draait. Het is Hem te doen om het behoud van een zelfgenoegzame wereld. Hij leed niet alleen het bespot en weggezet worden, maar ook aan de liefdeloosheid en kilheid en Zijn lijden was niet tevergeefs. Want wat de mensen aan kwaad bedacht hebben, heeft de levende God ten goede gekeerd om een groot volk in het leven te behouden. Dat is op Pasen aan het licht gekomen. In de opwekking van de Gekruisigde heeft de levende God, degene die de wereld als loser zag, in het gelijk gesteld. Pasen maakt het verschil. En nu zegt Petrus: ‘Geliefden’.

Daarmee bedoelt hij niet lieve mensen. Het is niet een persoonlijke ontboezeming waarin Petrus uiting geeft aan gevoelens van sympathie. Nee, Petrus is gezondene en stem van Christus. Geliefden betekent: jullie zijn beminden van God, wees daarom wie je bent.

Het kan niet anders dan waar je jezelf als geliefde van God verstaat. Als aangeraakt door de Geliefde bij uitstek, van wie de Here zei bij de Jordaan: ‘Dit is degene in wie ik Mijn welbehagen heb.’ Het kan niet anders dan dat jullie in het spoor van Hem die het om het behoud van de wereld gaat, in Zijn spoor op weerstand stuiten. Het is onontkoombaar dat je, terwijl je liefhebt met een liefde die lijden kost, waarin het je gaat om de redding van mensen, bespot wordt. Door de liefde van Christus aangestoken wil je niet anders dan anderen op hun voeten zetten, bevrijden van een verlammend verleden, bevrijden van zichzelf. Je wilt niets liever dan dat waar voor jullie, voor wie er door de opstanding van Christus een nieuwe wereld is opengegaan, dat ook voor alle andere mensen zo zal zijn. Ook voor hen die jou lijden aandoen. Laat het je daarom niet vreemd voorkomen wanneer je evenals Christus niet met gejuich ontvangen wordt. Maar wees je ervan bewust dat dit, evenals voor Hem, voor jou lijden betekent.

Nee, Petrus verheerlijkt het lijden niet. Hij zegt niet: je moet het opzoeken. Het lijden is en blijft pijnlijk. Want het snijdt je door de ziel, niet allereerst dat jij zelf gehoond wordt. Maar dat Hij, het beste je overkomen, belachelijk wordt gemaakt. Petrus spreekt over de hitte van de beproeving. Dat roept het beeld op van een smeltkroes waarin goud of zilver gesmolten wordt. Daarbij gaat het er heftig aan toe en loopt de temperatuur flink op. Want vuil laat niet zomaar los, zeker niet als het zich zo vastgezet heeft dat het versteend is. Om nog maar te zwijgen over het goud of zilver zelf, dat alleen onder hoge temperatuur zijn glans laat zien. Het is allesbehalve een pretje als je te maken krijgt met de hitte van de beproeving en het lijden, maar het is wel een veelbelovend gebeuren, want juist zo kan je leven omgevormd en gezuiverd worden en gaat Christus Zelf meer en meer Zijn eigen beeld in jou herkennen. Dan leidt het zelfs tot vreugde, omdat waar je geconfronteerd wordt met het onvermijdelijke lijden in de navolging van Christus, je heel dicht bij Hem bent. Zalig ben je daarom als je gehoond wordt in naam van Christus, want de Geest van de heerlijkheid, de Geest van God, rust op jou.

Petrus haalt Jesaja 11 aan, waarin gesproken wordt over die afgehouwen tronk van Isaï. Alles wijst erop dat het afgelopen is met David en het koningshuis, wat overbleef is een afgehouwen tronk, rest van een dood verleden. Maar juist uit die tronk ontspringen nieuwe twijgen, een loot op wie de Geest van de Here rust. Vind je het dan gek dat Petrus ons oproept om ons in het lijden om Christus’ wil te verheugen, in het vooruitzicht dat waar wij nu met Hem lijden, we ons eens te meer mogen verheugen bij het openbaar worden van Zijn heerlijkheid. Want dit lijden is niet het laatste.

Alleen. Dan is het wel zaak dat jullie niet lijden als een moordenaar, een dief, een kwaaddoener of als iemand die zich bemoeit met de zaken van een ander. Ik weet niet hoe het bij u is, maar als ik dit lees, denk ik: dat zit wel goed. Lijden als een moordenaar zal mij niet overkomen. Want ik heb niemand van het leven beroofd en zal dat ook niet doen.

Een dief ben ik evenmin en met de zaken van een ander bemoei ik me niet. Ja en toch, we moeten wat Petrus hier zegt niet te snel overslaan, als had het ons niets te zeggen. Een moordenaar is iemand die een ander geweld aandoet, het licht in de ogen niet gunt. Een dief is niet zozeer iemand die wat van een ander is zich eigen maakt, maar een ander ontneemt waar hij of zij recht op heeft. Waar we op weerstand stuiten omdat we ons met een ander bemoeien, het beter denken te weten dan die ander en daardoor op tegenstand, zelfs lijden stuiten, daar doen we ons dat zelf aan. Het valt op dat wanneer Jezus gekruisigd wordt, aan weerzijden van Hem moordenaars hangen. Je denkt dan aan mensen die om eigen voordeel iemand hebben omgelegd, maar dat is een misverstand. Het gaat daar om mensen die voor de goede zaak streden, Romeinen omlegden om Israël te bevrijden. Het gaat om mensen die het koninkrijk van God zelf dichterbij wilden brengen, zelfs wensten te realiseren en niet konden wachten. Mensen die zelf zo in het middelpunt van hun denken en handelen stonden, dat zij dachten: wij moeten het verschil. Ze wachtten niet op God en de vervulling van Zijn beloften. Als een dief ontnamen ze de levende God Zijn daden. Ik wil maar zeggen: waar we lijden omdat we van Gods koninkrijk ons project maken, omdat we niet kunnen wachten, waar we zeer met onszelf bezig zijn en de Here God Zijn daden ontnemen, ons zo bemoeien met Zijn zaken en de zaken van anderen, daar moeten we wanneer, we zo op weerstand stuiten of lijden, dit niet verwarren met het lijden om Christus’ wil.

Ten slotte zegt de apostel: schaam je er niet voor wanneer je als christen lijdt. Ook dat moet je steeds weer gezegd worden. Want ook dat is zeer onvanzelfsprekend. Als je gehoond wordt, als een loser wordt gezien, je reputatie geweld wordt aangedaan, is je eerste intuïtie om weg te kruipen van schaamte. Als je bedenkt dat Petrus in een cultuur leefde waarin eer enorm belangrijk was en schande iets vreselijks, dan snap je het nog beter. Petrus schaamde zich voor Zijn meester, toen deze zich liet bespotten. ‘Ik heb niets met die mens’, zei hij toen tot drie keer toe. Maar de apostel is, als kostte dat heel veel, tot andere gedachten gebracht. Wanneer je bijvoorbeeld op de sociale media, als een loser wordt afgeschilderd, omdat je gelooft. Schaam je niet omdat je er ook zo één bent, die door de knieën is gegaan jezelf hebt overgegeven aan de Gekruisigde. Want laten we eerlijk zijn: Hij is toch het beste je ooit overkomen

Amen