Johan van Wijk ging in gesprek met Anniek van Middelkoop, docent Nederlands. Mooi om te lezen vanuit welke houding zij een bijdrage levert aan de vorming van jonge mensen.
Door: Johan van Wijk
Het is vrijdagmorgen. In mijn vrije uur spreek ik Anniek van Middelkoop, collega op het Driestar College. Ze heeft haar dochtertje Noëlle meegenomen. Die is al gauw bezig de tas van haar moeder binnenstebuiten te keren. Anniek is een docent die erom bekend staat haar leerlingen echt te zien. ‘Ik ben iemand die niet zoveel heeft met het streng handhaven van allerlei regeltjes, maar zit sterk op relatie.’ Inmiddels heeft ze zeven jaar Nederlands gegeven sinds ze gestart is op het Kalsbeek College in Woerden. Op mijn vraag hoe ze tot dit vak gekomen is vertelt ze dat ze op het voortgezet onderwijs debatteren heel leuk vond (ze won het Gouds scholierendebat!). Aanvankelijk wilde ze iets met politicologie, maar dat vonden haar ouders niets. Toen dacht ze aan Nederlands. ‘Bepaald niet om docent te worden trouwens. Iedereen zei dat ik dat juist wel moest worden. Maar ik ben nu eenmaal iemand die graag mijn eigen weg zoekt in plaats van te doen wat iedereen van mij verwacht.’
Ze geeft les in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Haar echtgenoot Gert Willem is kinderpsycholoog. Uit het gesprek blijkt dat ook Anniek goed weet wat er in de koppies van haar leerlingen omgaat. ‘Het leuke aan deze leeftijd is dat ze sterk gevormd kunnen worden. Je kunt ze daar enorm bij helpen. Ze zijn nog afhankelijk van je, maar ook aan het zoeken naar grotere onafhankelijkheid. Leerlingen vinden vandaag de dag dat hun mening er gewoon toe doet en dat die per se gehoord moet worden. Toch zijn ze vaak niet zo betrokken op hun eigen ontwikkeling. Ik zeg weleens: Je zit hier toch voor je eigen ontwikkeling? Wat is dan jouw eigen bijdrage hieraan?’
‘Ik probeer altijd twee keer zoveel geduld te hebben met leerlingen als ik met mezelf zou hebben’, aldus Anniek. Ze haalt een uitspraak van Gert Willem aan: ‘Iedere leerling moet elke les een nieuwe kans hebben.’ Daarbij vult ze aan: ‘Wanneer een docent op een bepaald moment niets leuks meer van een leerling kan zeggen, is er iets goed mis. Geef alle kinderen een eerlijke behandeling en blijf ze zien!! Dat heeft ook te maken met het Bijbelse gegeven van genade!’
Ze vindt de druk om te presteren enorm hoog voor de kinderen. Niet zozeer de druk vanuit hun ouders, maar vooral die vanuit de maatschappij. Kinderen mogen niet meer falen. Het is triest dat in de ogen van velen het vmbo niet genoeg is. Terwijl de leerlingen die daar zitten het op veel vlakken beter doen dan hun leeftijdsgenoten op het atheneum. Vmbo’ ers zijn enorm sociaal, betrokken en nieuwsgierig. Hun EQ gaat vaak mijlenver boven dat van veel intelligentere kinderen.
Het leukste in haar vak vindt Anniek literatuur. Daar is helaas niet veel tijd voor, vanwege het vakwerkplan. Toch zoekt ze naar werkvormen die ruimte geven en uitstapjes die leuk zijn en toch heel nuttig. In literaire teksten zoekt ze vaak naar maatschappelijk relevante topics. Met een brugklas heeft ze het bijvoorbeeld uitgebreid gehad over de boerenprotesten. Een van de belangrijkste opbrengsten daarbij is voor Anniek dat leerlingen naar elkaar leren luisteren. Haar mening over het vak Nederlands is best kritisch: ‘Het is gewoon niet uit te leggen dat de leerlingen veel van wat ze krijgen nooit nodig gaan hebben. Is er misschien een overdaad aan aandacht voor spelling en grammatica? Natuurlijk moeten we daarmee bezig zijn, maar het vergt teveel tijd.’ Dit is trouwens een landelijk en niet een specifiek Driestarprobleem.
Na dit schooljaar stopt Anniek met lesgeven. Ze voelde toe te zijn aan een nieuwe uitdaging. In juli gaat ze aan de slag als Office Manager bij De Knegt en Leeflang. Ze zal veel collega’s uit haar nieuwe werkkring tegenkomen in de Sint-Jansgemeente. Dat is een leuke bijkomstigheid. Van één ding is ze overtuigd: het contact met leerlingen zal ze zeker gaan missen!