Door: Conny van den Berg
Tussen het mooie groen van Bloemendaal ben ik vandaag bij Wilma Anker in haar gezellige appartement. Zelf ken ik Wilma als een positief mens. Ze staat met beide benen stevig op de grond.
Wilma is opgegroeid op een boerderij en woont sinds 2000 in Gouda. Ze heeft gewerkt als verzorgende IG (individuele gezondheidszorg) bij huize Gouwestein. ‘Ik mis het werk nog steeds, ik deed het met veel plezier’, vertelt ze. ‘Helaas is vastgesteld dat ze MS heeft en moest ze steeds meer inleveren. Dat ging geleidelijk aan. Tot 2006 heeft ze nog kunnen werken. Sindsdien is ze helemaal afgekeurd. ‘Maar ik zit niet stil, ik doe nog veel vrijwilligerswerk. Ik help wel eens mee op het kerkelijk bureau en ben een Maatje geweest van een bewoner van de Prinsenhof. Daar ging ik dan koffiedrinken en als het enigszins kon wat praten. Door corona is dit weggevallen, maar ik hoop weer een bewoner te vinden voor wie ik me als Maatje kan inzetten. Regelmatig bel ik een gemeentelid op of stuur ik iemand een kaartje.’
Wilma is wel afhankelijk van haar energie en kan geen vaste dag plannen. ‘Ik heb elke dag natuurlijk m’n zorgmomenten, zoals fysio, en er komt iemand langs om te helpen. Ik hou van rommelen in de tuin, al doet iemand anders voor mij het zware werk. Ook rijd ik nog weleens door de natuur met m’n rolstoel en geniet ik van alles om me heen. Vroeger hoorde ik wel vogels, maar daar stond ik niet bij stil. Nu kan ik hier veel meer van genieten. Ik kijk niet naar wat ik niet kan, maar probeer te kijken naar wat ik wel kan. Het is niet veel, maar voor mij is het heel waardevol. Ik voel me gezegend met lieve familie en vrienden. Ik heb fijne vriendinnen die me meenemen naar het strand of bos, waar ik zelfstandig nooit meer kan komen. Hier geniet ik met volle teugen van. Het is een mooi netwerk van mensen om me heen. Daarmee voel ik me gezegend.’
Natuurlijk is het niet altijd rozengeur en maneschijn, Wilma heeft ook slechte dagen. Daar komt ze doorheen met de kracht van God. ‘Zonder Hem ben ik nergens.’ Toen niemand naar de kerk kon en iedereen thuis naar de diensten moest kijken of luisteren, dacht Wilma: nu weet iedereen hoe ik me altijd voel als ik niet naar de kerk kan! ‘Het voelde als een stukje verbondenheid dat we nu allemaal thuis waren, hoe gek het ook klinkt.’ Bijbelkring had ze online, maar daar is ze even mee gestopt. ‘Het kost me teveel energie als iedereen door elkaar gaat praten. Ik wacht wel tot het weer kan.’
Wilma merkt op dat mensen door corona de waarde van hun gezin meer zijn gaan inzien. Alle sociale contacten vielen weg. ‘Maar voor de mensen die alleen zijn, viel er meer weg. Ook je vaste kern van bekenden kon niet meer langskomen. Hulp natuurlijk wel, maar met verjaardagen en feestdagen was je toch alleen.’
Wat zou je willen zeggen tegen de jongeren in de gemeente?
‘Probeer je zegeningen te tellen. Word je bewust van wat je wel kunt doen en kijk niet teveel naar wat er niet kan, corona of niet. Er zijn zoveel mooie dingen in het leven. Vind de lichtpuntjes. Natuurlijk mag je een keer balen, maar je moet zelf de slingers ophangen. Dat zeg ik niet alleen tegen de jongeren, maar ook tegen andere gemeenteleden. God zorgt voor je. Hij geeft je kracht!
Waar kunnen we voor bidden?
‘Voor kracht voor elke dag! God gaf manna en kwakkels in de woestijn voor één dag. Dat is het! Kijk niet te ver vooruit! God waakt over jou en mij als een Adelaar!’