Het Hebreeuwse woord zachtmoedigheid betekent ‘gebogenheid, je over iemand heen buigen’. Als een kind zich bezeert, is het dat wat een ouder doet: het bezorgd weer rapen, soms met de opmerking dat het echt gewaarschuwd was. De meest fundamentele les die we van Christus mogen leren, vinden we in Mattheüs 11:29 ‘Leer van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart.’ Jezus kon eerlijker zijn dan wie ook maar, maar op het zelfde moment genadiger. Hij keek dwars door je heen, maar zei tegelijkertijd: ‘Je zonden zijn je vergeven.’ In het Grieks betekent zachtmoedigheid: ‘mild en eerlijk tegelijk’. David zegt in Psalm 18 over God: ‘Uw zachtmoedigheid heeft mij groot gemaakt.’ Wij zijn in de dagelijkse dingen vaak óf zacht (dan mijden we conflicten) óf moedig (dan uiten we ons op een ongezouten manier). Jezus houdt ons voor dat we op hetzelfde moment zacht én moedig zouden moeten zijn. Met andere woorden: we horen elkaar op zo’n manier de waarheid te zeggen dat de ander er wijzer van wordt, er groter mee wordt gemaakt.
Dat vraagt om lef, om de tijd nemen, om veel van Gods Geest, om de ander met oprechte zorg de hand te reiken en goed te beseffen dat je ook zelf leeft van genade. Wat als de ander daar niet van gediend is? Dan leert Jezus ons hoe zonder oordeel rust te vinden. Door te bidden: ‘Vader vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen.’ Uiteindelijk zal God niet rusten voor degenen die kwaad doen zijn uitgeroeid. De zachtmoedigen zullen het winnen van de brutalen. In Psalm 37 staat het zo: ‘De zachtmoedigen zullen vreugde vinden in grote vrede.’