De kracht van Christus

kracht kleiner

Samenvatting preek ds. M.C. Batenburg, zondagmorgen 7 juni, Focusdienst 4 blok 5, thema ‘Kracht’, (Mattheüs 9: 35 – 10: 20)

Vorige week was het Pinksteren. Met Pinksteren begint de zending. Leerlingen van Jezus gaan overal naartoe om over Jezus te vertellen. De zendeling Lesslie Newbigin werkte jarenlang in India. Op een dag kreeg hij bezoek uit een dorpje waar hij nog nooit van had gehoord. Hij kreeg de vraag om daar 25 gezinnen te dopen, bijna 100 mensen! Het dorp lag ver buiten het gebied waar hij zelf werkte en dus zocht hij contact met de persoon die in dat gebied werkte. Maar die wist er ook niets van. ‘Hoe kan dit?!’, vroeg Lesslie zich af. Hij ging op reis naar het dorp en ontdekte daar dat het in vier stapjes gegaan:

  1. Een tijd geleden hielpen ontwikkelingswerkers de mensen van het dorp om een waterput te slaan. De leider van het team was christelijk. Een prater was hij niet, maar men zag dat hij een goede man was.
  2. Een vrouw uit het dorp ging een keer inkopen doen in een ander dorp. Daar kwam ze een handelaar tegen die haar een Markusevangelie verkocht. Ze begon te lezen, raakte geïnteresseerd en ging het bespreken met haar buren.
  3. Een paar maanden later kreeg het dorp bezoek van een evangelist, die krachtig uit de Bijbel sprak. Hij liet een folder achter waarin stond: ‘Als u vannacht sterft, waarheen gaat u dan?’ De mensen beseften dat het om een serieuze zaak ging.
  4. Daarom stuurden ze een bericht naar een dorp vijf mijl verderop, waar een christelijke gemeente was: ‘Willen jullie ons vertellen hoe dat zit met die man Jezus?’ Toevallig had één van de leden van die gemeente een ongeluk gehad, waardoor hij niet op het veld kon werken. De gemeente besloot hem naar het andere dorp te sturen om daar een maand te blijven, zodat hij hun vragen kon beantwoorden.

En, zo besluit Lesslie: ‘Het resultaat was een groep van 25 gezinnen die beter voorbereid en meer verlangend naar de doop waren dan ik ooit gezien heb.’ Ik vind dit een mooi verhaal. God mensen gebruikt om andere mensen over hem te vertellen. En Hij gebruikt heel verschillende mensen. De één is een prater, de andere een doener. Maar jij en ik, wij allemaal kunnen door God worden gebruikt.

Lesslie Newbigin schreef ooit een boekje met Bijbelstudies onder de titel ‘Zending in het voetspoor van Christus’. Daar moest ik aan denken bij het Bijbelgedeelte van vanmorgen. Want alles begint bij Christus. Ik stel me voor dat Jezus ergens op een verhoging staat, of misschien in een scheepje. Voor Hem honderden mensen. Als Hij hen ziet, roept dat iets heel dieps bij Hem wakker. Dat heeft alles te maken met de toestand waarin zij zich bevinden. Ze zijn ‘vermoeid en verstrooid, als schapen die geen herder hebben’ (36). Dat is een triest beeld. Schapen zonder herder raken de weg kwijt, zijn kwetsbaar voor de dreiging van wilde dieren, redden het uiteindelijk niet. Jezus ziet voor zich hoe uitgeput en hulpeloos ze zijn. Bij sommigen was dat heel zichtbaar. Mensen die door ziekten werden gekweld of bezeten waren. Maar de meesten zagen er voor het oog gewoon uit. En toch … Jezus peilt dieper. Schapen zonder herder. Mensen zonder richting.

Het is goed mogelijk dat Jezus hier denkt aan Ezechiël 34. Een hoofdstuk over slechte herders, die alleen maar met zichzelf bezig zijn en niet denken aan de schapen die hen zijn toevertrouwd. Zo was het met de leiders van Israël. Zij lieten het afweten. De mensen hadden wel vragen, maar vonden geen hulp en troost. Ze hadden wel zonden, maar geen verge­ving. Ze waren helemaal op zichzelf aangewezen.

Wat mij in dit gedeelte diep raakt is de reactie van Jezus. Hij ziet de menigte voor zich en wordt innerlijk met ontferming bewogen over hen (36). Die uitdrukking duidt op een heel sterke emotie. De nood die Hij ziet, raakt Jezus tot in Zijn diepste innerlijk. Hij voelt de nood om zo te zeggen fysiek. In Mattheüs 9 gaat het over het Joodse volk. Maar de ontferming van Jezus beperkt zich daar niet toe. Dat is wat we met Pinksteren hebben gevierd. Jezus is gekomen voor de wereld. Ook vandaag is Hij bewogen met mensen. Dat begint heel dichtbij. Jezus ziet je, Hij doorgrondt je. Op dit moment, waar je ook bent: thuis, in het ziekenhuis, in het verpleeghuis. Hij kent je in je blijdschap, je dankbaarheid. Hier licht vooral op dat Jezus ons kent in onze nood: in je eenzaamheid, je strijd, je schuld, je verslaving, je angst, je radeloosheid, je wrok. Het ontgaat Jezus niet en raakt Hem zo diep dat Hij er alles voor over heeft en er uiteindelijk voor sterft aan een kruis. Zó lief heeft Hij ons. Zo lief heeft Hij de wereld. Want niemand is uitgesloten van Zijn ontferming.

In de tien dagen van gebed tussen Hemelvaart en Pinksteren was een opdracht om iedere dag voor vijf mensen uit je netwerk te bidden. Denk even aan ze. Of neem nu vijf mensen in gedachten die je kent vanuit de buurt, van je werk, de sport. Zie ze voor je. En besef: Jezus ziet hen ook. Hij is met hen bewogen. Zijn liefde gaat naar hen uit!

Nu vindt in dit gedeelte de beweging plaats van de ontferming van Jezus naar de zending van de leerlingen. Zoals in de titel van dat boekje: ‘Zending in het voetspoor van Christus.’ Jezus roept de leerlingen eerst op om te bidden om arbeiders, om mensen die de oogst binnen kunnen halen. Maar vervolgens zendt Hij de leerlingen er zélf op uit. En het is duidelijk: om die weg te kunnen gaan, moet je zelf ook iets van de ontferming van Christus hebben geleerd. Dietrich Bonhoeffer schrijft in zijn boekje Navolging: ‘Wie zou ook dit werk kunnen opnemen dan hij die deel heeft gekregen aan het hart van Jezus, die door Hem ziende ogen heeft gekregen.’

Ik noem kort zeven dingen die mij vervolgens opvallen in de zending door Jezus.

  1. Ze gaan niet in eigen kracht. Vers 1 (ook 8) zegt dat Jezus hun macht geeft, autoriteit over het kwaad, over alles wat de ontferming van Jezus eronder wil krijgen. Dat is nodig. Want juist waar het licht van het evangelie komt, daar roert de macht van de duisternis zich. Je ziet het ook bij Jezus zelf: telkens is daar de confrontatie met de satan. Ook de leerlingen zullen in die strijd betrokken raken. Maar ze zijn niet kansloos, ze ontvangen de kracht van Christus.
  2. Jezus kent Zijn leerlingen bij naam (2-4). Hij weet wie ze zijn. De één meer op de voorgrond, de ander wat schuchter. Christus kent ze, door en door. Hij weet wat ze nodig hebben.
  3. De eerste roeping ligt bij het Joodse volk, de verloren schapen van Israël. Zending begint daar, bij Gods volk van het begin.
  4. Woord en daad gaan samen op. In vers 7 worden de leerlingen opgeroepen om te preken. Het Koninkrijk is met de komst van Christus doorgebroken. Maar dat heeft ook praktische gevolgen (8). Het betekent doorbreking van de ban van ziekte, van dood, van gebondenheid.
  5. Het zal de leerlingen aan niets ontbreken. Er wordt gezorgd door hun zender (9-10).
  6. Ze zijn niet verantwoordelijk voor de respons op hun boodschap (11-15). Mensen zijn vrij om aan het evangelie gehoor te geven of niet. Wie de vrede afwijst, is daar zelf verantwoordelijk voor.
  7. Hun missie zal niet zonder gevaar zijn (16-18). Ze zijn schapen onder de wolven. Ze zullen heel persoonlijk te maken krijgen met verzet, met dreiging, met gevangenschap en geseling.

Wat zegt dit gedeelte nu ons, als christelijke gemeente anno 2020? In Mattheüs 10 worden de leerlingen gezonden. Ze zijn hier in een soort trainingssituatie. Na Pinksteren trekken ze de wereld in. Eerst in Israël, maar al snel buiten die grenzen. De apostelen hebben van meet af aan een unieke plaats ingenomen. Zij waren tenslotte ooggetuigen van het werk van Christus geweest.

Onze situatie is heel anders. De meesten van ons zijn niet fulltime bezig met het brengen van het evangelie. Je staat voor de klas, runt een bedrijf, werkt in de zorg of studeert. En toch worden ook wij in dienst genomen. Denk aan het verhaal over die mensen die gedoopt wilden worden in India. Allerlei verschillende mensen hadden een rol gespeeld. Omdat hun dagelijks leven en hun geloof in Christus geen gescheiden werelden waren. Ze lieten zich gebruiken. En God zelf nam de regie over het grotere plaatje.

Dit gedeelte is een uitnodiging om jezelf te laten vullen door de ontferming van Christus, met Hem mee te kijken naar de mensen in je omgeving. Een uitnodiging om te bidden om mogelijkheden om iets te delen van wat jou drijft en ook heel praktisch te zoeken naar momenten om dat te doen.

Ik sluit af met vers 20, het laatste vers dat we lazen. In het Matttheüsevangelie wordt de Heilige Geest tot dit moment vooral verbonden met Christus. De Geest daalt op Hem neer.

De Geest drijft Jezus uit in de woestijn. Hier wordt de Geest heel direct verbonden met de leerlingen. Christus kijkt vooruit naar Pinksteren. De Geest zal in jullie wonen en Hij zal je de woorden in de mond leggen.

De context die Jezus tekent is er één van vervolging. In onze tijd kun je denken aan de lijdende kerk. Aan zoveel christenen die zuchten onder vervolging en beknotting van hun vrijheden. Wat zijn zij vaak een voorbeeld voor ons in vrijmoedigheid, in het spreken van goede woorden over Christus. Tegelijkertijd ken ik ook heel wat verhalen van u en jou waarin hetzelfde doorklonk. Je kwam in het ziekenhuis terecht en opeens kon je op de ziekenzaal iets delen van het geloof. Je collega had écht belangstelling voor je diepste drijfveren, en het lukte om er iets over te vertellen. Of opeens ontstond er toch weer een echt gesprek met je dochter, die al jaren is afgehaakt. Als je het herkent, dan weet je: dat zat niet in mij.

Dat was een geschenk. Dat was de Geest die me in de juiste omstandigheden bracht.

Die me woorden gaf om te spreken. Die me motiveerde tot betekenisvolle daden.

We leven met Pinksteren in de rug. De Geest is uitgestort. Door Zijn Geest is God tot op vandaag werkzaam in deze wereld. Hij wekt in ons het geloof. Hij schenkt ons de kracht en de moed om op weg te gaan. Om het evangelie niet voor onszelf te houden, maar het uit te delen aan de mensen op mijn levensweg.

Eer aan de Vader
Eer aan de Zoon
Eer aan de Heilige Geest
Zoals het was in het begin,
nu en altijd,
en tot in de eeuwen der eeuwen!

Halleluja!

Amen